1. Wat is voor en vroegschoolse educatie?
VVE is dus voor en vroegschoolse educatie. VVE is
onderwijs voor peuters en kleuters met een taalachterstand. Het doel is om
peuters beter voor te kunnen bereiden op de basisschool. En kleuters voor te
bereiden om op groep 3.
VVE hoeft niet altijd bezig te zijn met de
taalontwikkeling, maar kan ook met de fijne motoriek of de grove motoriek bezig
zijn.
2. Voor wie is VVE bedoeld?
VVE is bedoeld voor peuters en kleuters. Zo kunnen ze
zich voorbereiden op de basisschool en op groep 3.
3. Waar speelt voorschoolse educatie zich af?
Voorschoolse educatie speelt zich af op de peuterspeelzalen
en/of kinderdagverblijven. De voorschoolse educatie is dus voor kinderen van
ongeveer 2 en 3 jaar.
4. Wat wordt bedoeld met de doorgaande lijn?
Dat wil zeggen dat de kinderen altijd met de
ontwikkeling bezig zijn, en dat ze daar niet mee stoppen. Ze kunnen overal met
het zelfde VVE programma, verder met de ontwikkelingen van het kind.
5. Wat wordt bedoeld met centrum gerichte en gezins gerichte programma’s?
Centrum gerichte programma’s worden uitgevoerd op
het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal. Dit wordt dan gedaan door
pedagogisch medewerkers.
Gezins gerichte programma’s worden uitgevoerd in het
gezin. Dit is voor de ontwikkeling op een positieve manier te beïnvloeden.
6. Leg uit wat het betekent als een VVE programma erkend is.
Dit wil zeggen dat een speciale commissie heeft aangegeven
dat het VVE programma werkt.
7. Welke erkende VVE programma’s zijn er? Maak onderscheid in
centrumgerichte en gezins gerichte programma’s.
Centrumgerichte:
-
Piramide
-
Uk en Puk
-
Kaleidoscoop
-
Taallijn
-
Startblokken en basisontwikkeling
-
Boekenpret
Gezins gerichte:
-
Boekenpret
-
Opstap
-
Jij bent belangrijk
-
instapje
8. Hoeveel dagdelen moeten kinderen op een voorschool zijn om ervoor te
zorgen dat VVE ook effect heeft op hun ontwikkeling?
Wil het effect hebben moet het kind minimaal 4 dagdelen
naar een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal komen. Het meeste zin heeft het
als het kind 10 uur in de week komt.
9. Aan welke kenmerken moet een VVE programma voldoen om ervoor te zorgen
dat het ook effect heeft?
-
Het moet geschikt zijn voor kinderen
-
Er moet een gestructureerde aanpak zijn
-
Er moet voor een intensieve begeleiding van de kinderen worden gezorgd
-
Professionals moeten meewerken (die er voor hebben geleerd)
-
Het moet aangeboden worden in een voorschoolse instelling
10. Noem 3 pedagogische principes die kenmerkend zijn voor VVE?
-
Veiligheid
-
Genoeg ruimte
-
Respect voor iedereen
11. Gelauff-Hanzon (2007) noemt algemene kenmerken van goede opvang en educatie
voor jonge kinderen. Welke kenmerken zijn dat?
-
Leidsters moeten de kennis hebben over de ontwikkeling van jonge
kinderen en over de manier van het leren.
-
De kwaliteit van de interacties tussen de leidsters en de kinderen moeten
goed zijn.
-
De activiteiten moeten aansluiten bij de belevingswereld en de
interesses van de kinderen.
-
Er moet genoeg aandacht zijn voor een brede ontwikkeling.
-
Kinderen moeten intensief geobserveerd worden.
-
Er zijn gevarieerde materialen in de omgeving.
12. Wat is het VVE beleid in Nederland?
Daar zijn 3 verschillende wetten voor:
1.
De wet op primaire onderwijs
2.
De wet op onderwijs toezicht
3.
De wet van kinderopvang, peuterspeelzalen en kwaliteitseisen.
13. Leg uit wat de rol is van de gemeenten bij de invoering van VVE.
De school en de gemeente maken samen afspraken over
de resultaten van de vroegschoolse educatie. De gemeente bepaald voor welke
doelgroep de VVE is bedoeld. De gemeente bepaald dus eigenlijk of de VVE in
voortgang wordt gezet.
14. Om zowel de peuterspeelzaal als het kinderdagverblijf nog beter toe te
rusten om een veilige en stimulerende speelomgeving te bieden en risico’s op taalachterstanden
effectief aan te pakken is in 2010 de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en
educatie (OKE) ingevoerd. Wat is het doel van de wet OKE?
De belangrijkste onderdelen uit de wet OKE zijn:
1.
De verplichting voor gemeenten om een goed voorschools aanbod te doen
aan alle jonge kinderen met een taalachterstand.
2.
Een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen; hiermee wordt een
groot deel van de kwaliteitsregels voor de kinderopvang ook van toepassing op
het peuterspeelzaalwerk.
3.
Behoud van de financiële toegankelijkheid van de peuterspeelzaal voor
ouders van kinderen die in aanmerking komen voor voor en vroegschoolse
educatie; ouders van doelgroepkinderen betalen per saldo niet meer dan ouders
in de kinderopvang die voor de hoogste belastingtoeslag in aanmerking komen.
4.
Toezicht en handhaving op de kwaliteit van peuterspeelzalen en
voorschoolse educatie.